Nederstam

Afbeelding bij 92
Foto: De ‘voorstad’ van Heusden tussen Oudheusdense poort en Oude Maasje, detail uit stadsplattegrond van Jacob van Deventer, circa 1550. Bron: Streekarchief Langstraat Heusden Altena.

Tot aan de aanleg van de vestingwerken, rond 1600, stond het gebied tussen de stad Heusden en het Oude Maasje bekend als de ‘Nederstam’. Kennelijk was er al in de veertiende eeuw behoefte om ook buiten de stadsmuur huizen te bouwen. In 1386 werd de stadsvrijheid, het gebied waarbinnen het stedelijk recht van kracht was, uitgebreid om ook de ‘voorstad’ op de Nederstam erin te betrekken. In dat gebied bevonden zich toen al een aantal bebouwde erven en twee stukken land: de Grote en de Kleine Nederstam. Op de stadsplattegrond die Jacob van Deventer halverwege de zestiende eeuw maakte, is goed de lintbebouwing te zien langs de rechte weg tussen de Oudheusdense poort en het Oude Maasje. Daar lijkt zich ook een soort toegangspoort tot de stad te hebben bevonden.

Kort voor 1400 kreeg deze voorstad een flinke impuls. Door toedoen van Willem van Kronenburg, die van 1375 tot 1397 als kastelein namens de Hollandse graaf het hoogste gezag over Stad en Land van Heusden uitoefende, werd het begijnhof van Heusden verplaatst van de stad naar de Nederstam. En in 1397 was Van Kronenburg zelf nauw betrokken bij de stichting van een tehuis voor twaalf arme oude mannen op de noordoever van het Oude Maasje. Zo’n twee eeuwen later moesten deze instellingen wijken voor de vestingwallen. Het begijnhof hield als gevolg van de Reformatie op te bestaan, de twaalf arme oude mannen vonden een nieuw onderkomen binnen de stadsmuren.